Reactie op het collegeprogramma 'Werk in uitvoering'
Samenwerken aan kwaliteit, dat is het motto van het college van het afgelopen jaar geweest en zal dat ook voor de komende jaren zijn. Dat is een mooi motto. Ambitieuze plannen, vele uitgaven en Amstelveen staat er goed voor. Dat is strevenswaardig en goed. De ChristenUnie wil daar echter graag een invalshoek aan toevoegen.
Twee jaar geleden werd in Nederland het grootste opinieonderzoek ooit gehouden. Het bureau McKinsey hield een onderzoek waar 150.000 mensen aan mee hebben gedaan. Niet eerder waren dat er zoveel. Uit dat onderzoek blijkt hoe Nederlanders denken over hun samenleving. Een van de opvallendste resultaten was de sterke roep om meer solidariteit: 60% vindt de samenleving te individualistisch en wil meer solidariteit. Slechts 3% vindt dat het individu meer centraal moet staan. Voor een meer solidaire samenleving hebben mensen ook wat over. Sociale zekerheid, integratie en veiligheid scoren hoog. Maar tegelijkertijd constateren burgers dat de overheid weinig grip heeft op de problemen van de samenleving. Het publieke erf verloedert, groepen mensen staan meer tegenover elkaar en de goedwillende burger en vrijwilliger komen er steeds meer alleen voor te staan. In de verkiezingsuitslag van november 2006 kun je die visie ook zien. De kiezers hebben de politiek gedwongen om, na een periode van harde hervormingen, zich weer om de saamhorigheid in de samenleving te bekommeren. Dat past geheel in het straatje van de ChristenUnie. De ChristenUnie heeft zich altijd sterk gemaakt voor een dienstbare overheid en voor een betrokken samenleving. De overheid moet de samenleving dienen, zich inzetten voor solidaire verhoudingen, de verbanden van de samenleving versterken en een schild zijn voor kwetsbare individuen en groepen. Dat geldt dus in de visie van de ChristenUnie ook voor dit college in Amstelveen. De ChristenUnie meent dat het college al een heel eind op weg is om die doelen te realiseren, maar constateert daarbij een grote focus op het oppoetsen van Amstelveen in de zin van citymarketing. De insteek van dit college is om Amstelveen internationaal op de kaart te zetten en daar moet geld structureel voor worden uitgetrokken. Azie moet worden bezocht en nieuwe bronnen aldaar moeten worden aangeboord. Amstelveen moet een internationaal vermaard museum hebben, een bibliotheek die als een van de besten van Nederland kan worden beschouwd, Poppodium moet internationaal bekend staan, Amstelveen moet op allerlei ranglijsten staan, zo heb ik begrepen van de wethouder Kunst en Cultuur. En nu moeten we ook nog een topsportstad worden. Maar wat vindt de gewone burger hier nou van? Wordt deze beter van al die ranglijsten? Hoe zit het met de bijstandsmoeder met drie kinderen die verplicht moet solliciteren, de jongere die geen huisvesting vindt, de oudere die geen thuishulp krijgt, de werknemer die met de trein naar het werk wil, de buurtbewoner die zijn buurthuis ziet verdwijnen, het gezin dat een golfbaan in haar achtertuin vindt en de baby met astma die aan de A9 woont (luchtvervuiling). Natuurlijk worden deze groepen niet allen vergeten door het college, daar zorgt de raad ook voor, maar de plannen die nu voor liggen missen soms de menselijke maat. Een voorbeeld. Gisteravond nog. Het plan is om een topsporthal voor 7 miljoen te bouwen voor sportverenigingen die niet kunnen toezeggen of ze überhaupt daarin gaan spelen, terwijl zes, zeven scoutinggroepen genoegen moeten nemen met een aantal gebouwen voor in totaal 1,1 miljoen, terwijl daar de bereidheid en het vrijwilligerswerk ervan afspat. Dat maakt voor de ChristenUnie de bewegingen van het college soms onbegrijpelijk. Zolang ik dit college dergelijke keuzes zie maken, blijf ik hameren om de betrokkenheid van burgers te vergroten en het meten met de menselijke maat. Al is het tot vervelens toe. In de begrotingsraad in november a.s. zal dit natuurlijk allemaal nog veel meer aan de orde komen. Maar ik wil het college op het hart drukken deze maatschappelijke betrokkenheid niet uit het oog te verliezen. Als ik lees wat het college verstaat onder ‘samen' in haar inleiding, dan gaat het volgens het college eerst om regionale samenwerking, om mobiliteit, om internationale stedenbanden en uiteindelijk komen ze dan bij de burger uit door het wijzen op de WMO, Brede School en de BOS-projecten. Als ik het college was zou ik dat voorop zetten. De burger, daar draait het om. En alle internationale en economische activiteit is er om de burger te dienen. En niet andersom.